Tuin Voor De Tijd: Laboratorium
is an art-based research project looking into (1) the ways we can integrate permaculture practice into design & art (2) the ways we can use ecological solutions and means in art & design, for de-graying and climate adaptation purposes (3) the ways art & design can support or carry ecological functions in urban ecosystems.

On this webpage I will be softly blogging about this project, sharing pictures, research notes & sketches.





ergens in januari - Voeten aan de grond, verhalen in het hoofd


Om me te inspireren ben ik Braiding Sweetgrass (Veenreukgras vlechten) van Robin Wall Kimmerer aan het lezen. Zij is kundig en kunstig in het onder aandacht brengen van de manier waarop het menselijk leven; de cultuur en de cycli van de natuur met elkaar zijn verbonden. Zij doet dat echter in een Noord-Amerikaanse context (Potawatomi) terwijl ik me in de Lage Landen bevind, en daar de lessen en verhalen van het land wil (her)vinden en (her)vertellen. Toch kom ik er na even raadplegen achter dat het titulaire gras ook in Nederland groeit en het een geschiedenis van gebruik heeft in Frankrijk, Noord-Europa. In het Engels heet het ook wel Holy Grass, het werd gebruikt vanwege zijn geur. Zeldzaam in Nederland, het komt voor op veengronden - uiteraard. Met een samenweefsel van diepgaande inheemse wijsheid en de scherpte van de wetenschap heeft Kimmerer een fantastische methode ge(her)vonden en het boek is een dikke vette aanrader.  Terwijl ik dit boek lees en met de kennis van Oogst van de Landschappen (Zandgronden, Rivierenland) nog in mijn achterhoofd ga ik ook op zoek naar de verhalen en gebruiken rondom wat er in de Lage Landen groeit.
En dat is veel. Er groeit hier zo veel. En sommige dingen groeien hier al milennia, andere dingen enkele honderden jaren, het varieert. Waar, in die eindeloze tijdlijn prikt men zijn punaise? Ik ben met enige willekeur en met wat gezonde aannames erin gestapt; het ene bracht me weer op het andere. De wilg, de bijvoet spraken me aan als alomtegenwoordig in Nederland - in platteland en stad.
Ik dronk koffie met een vriendin toen we het over permacultuur hadden en ze noemde de bijvoet en smeerwortel met hun lange geschiedenis als geneeskruiden. De hop, die achter op het balkon bij mijn atelier groeit ontsprong ook in mijn geheugen. Een duik in de druidische kalender bracht me bij de Berk; een belangrijk symbool van het feest imbolc, halverwege de winter- en lenteëquinox. Stel je Nederland voor; vroeg in het Holoceen, een gigantisch veenmoeras, mistig en mysterieus. De berk stond daar al op ons te wachten. Evenals de sleedoorn, de struik van zwarte magie verbonden met het najaarsfeest samhain.

En alles wat ik vind roept weer vragen op - bovendien, ik moet niet vergeten waar dit project óók nog over gaat. Wat betekenen al deze vondsten, oer-verhalen en plantenwijsheid voor mijn, of een ander zijn ontwerppraktijk? Ik schreef terloops onder de sleedoorntak ontwerpers moeten meer zoals druïden zijn. Misschien staat ontwerpers hier plaats voor iedereen. Maar ik ben een schoenmaker, en blijf bij mijn leest. Al die mooie verhalen en rijke geschiedenisjes zijn gewortelde bodem voor illustratiewerk, voor betekenisvolle motieven die kunnen herroepen worden in ontwerp. Het allemaal straks weer neeeeetjes terugbrengen naar die stadsvergroening: i.e. die functie moet *doordrenkt* zijn van haar betekenis, haar geschiedenis en dat doen we met zichtbare, in het oog springende verhalen.


1 februari - Timon heeft de Wilgengekte


De wilg is de grootste bondgenoot van ons Nedersaksen, Germanen, Lage Landbewoners. Het imbolc is ons zojuist gepasseerd, de eerste februari - dat betekent dat de lente nadert, ook al kan de winter nog een paar rake klappen uitdelen.

Imbolc is verbonden met de berk; met lammetjes, maar ik kan alleen maar denken aan de wilg. Ik denk al heel lang aan de wilg, hij is te vormen, hij groeit snel, heeft een rijke geschiedenis in de Lage Landen. Past perfect in dit project. Hoog tijd om te knotten.
De Wilg (Salix, welig = buigzaam) verbindt het water van de stromen en de beken en de grond met de hemel en de zon. Een snelle groeier die door zijn roekeloosheid niet altijd wordt. De Wilg maakt het land door in water te wortelen en in zijn wortels deeltjes te vangen.

Als een wilg oud wordt mag hij steeds meer een eigen ecosysteem worden, een eigen microklimaat dragen. De wilg zet land vast, waardevol land wat we tegen de ongewisse krachten van het water willen koesteren. Op deze manier is de wilg onze bondgenoot in de Lage Landen, hij helpt ons het land te bedwingen en benutten, samen met hem maken we een virtueuze cirkel.
Als er één plant is die erop wijst dat we 'the whole buffalo' gebruiken, is het wel de wilg. De knotwilg, met name. Die ouder wordt naar mate we haar langer beoogsten, en zo een robuuster ecosysteem wordt, met nieuwe mossen, nesten, plantengroei. Een microklimaat en een soort metafoor voor onze eigen wereld. Manden weven, palen en twijgen om levende bouwwerken mee te maken, klompen, salicine in de bast waar we aspirine uit hebben gehaald, om maar wat van de stapel functies te noemen die onze bondgenoot van het landschap ons biedt.



31 januari - Onze Vriend de Hop


Wie aan hop denkt denkt aan bier. Humulus lupulus noemden de Romeinen hem ooit. Hij had volgens hen iets wolfachtigs - vandaar de naam Lupulus, een wilde wolf tussen schapen ("wild amongst willows, like a wolf amongst sheep") - de manier waarop de hop kronkelt en klimt, bomen en struiken in, soms wurgend terwijl hij groeit. Hop is bitter, heeft een sedatieve kwaliteit. De geschiedenis vertelt over hopplukkers die in de oogstmaanden op stelten liepen om de op groene schaapjes lijkende bellen van de hoog groeiende ranken te plukken. De onmiskenbare, beldwelmende walmen van stuifmeel/hars deden hun wel eens in elkaar zakken in soezige slaap.

Ook vertelt de geschiedenis over een revolutie; het brouwen van grut met een door de Kerk gewaarborgd kruidenmengsel. (wilde gagel, rozemarijn, duizendblad, balsemwormkruid...) Tijdens de Reformatie begonnen protestants gezinde brouwers hun bier met hop te brouwen om zich tegen hun overheersers af te zetten. Na de Reformatie eindigde dit in een 'bierwet', hop was het enige wat nog gebruikt mocht worden om je brouwsel 'bier' te noemen. In kleine; gematigde hoeveelheden werkt de hop vertragend - iets wat we in de 21e eeuw in het Westen misschien wel nodig hebben. Ook is het een uitstekend onderdeel in een droomkussen. Wat is de les die we moeten halen uit de hop? Om meedogenloos naar boven te klimmen zoals hij zelf doet? Om je geest te verstillen, zoals wat hij doet met degene die hem tot zich neemt, van doezelende plukkers tot droomreizigers tot bierdrinkers. Om het juk van je overheerser van je af te schudden? Dat is iets wat de geschiedenis deed, niet wat de hop deed als je het mij vraagt.

De Hop kwam recentelijk nog op mijn pad voor een opdracht waarbij ik een bierlabel mocht maken; ik heb dansende bellen getekend en een stiekeme oproep tot guerilla gardening erin verstopt. (Maar die mag ik nog niet laten zien). Toch is het mooi dat deze kennis weer terug kan keren in mijn werk; dat de lessen en karaktereigenschappen van onze ecologische bondgenoten terugkeren in (aan de oppervlakte lijkend) ongerelateerde ontwerp-uitingen.



7-2 Over wederkerigheid bij het oogsten 


“Thanks, wilg”

9-2 Rook, Sluier en Heiligheid in de Bijvoet



11-2 Weerstand tegen de Winter


Bij het zoeken naar de geschiedenis van planten en hoe ze in relatie stonden tot mensen (gebruik, verhalen, cultivatie) kom ik vaak bronnen tegen die verwijzen naar de Kelten, specifiek naar Keltische druïden. Mijn internetomzwervingen (en een vluchtige romance) brachten me bij de druïdische kalender - of in ieder geval, de verschillende variaties daarop. Een kalender die met de geometrie van de zonscycli op ons halfrond werkt. Equinoxen, tussen-equinoxen, feesten van donker, feesten van oogst, feesten van inkeer... Ik woonde een imbolc viering bij; het tussen-feest halverwege midwinter en de lente-equinox.

Het is nu winter - de symboliek van de winter is een van slaap of sterfte - zij die slapen verstillen, houden zich koest onder de grond, verbergen hun energiereserves in wortels of knollen. Zij die sterven geven hun lichaam terug aan de grond om langzaam verteerd te worden in een laatste gift terug aan het systeem waar ze in geleefd hebben. Althans, dit is mijn interpretatie van de hoofdgedachte van de winter. Inkeer, terugkeer, een ondergronds-zijn. Dingen waar we in onze westerse haastmaatschappij misschien geen tijd of ruimte voor willen maken. Ik denk aan de eeuwige haagbeukjes die, als het ware, een poging doen om maar níet toe te geven dat het winter is. De aanlegger van de haagbeuk wil niet tot de grond keren. (Kritische noot: en naaldbomen dan?) We hebben echter ook de toverhazelaar, die fonkelende gele bloemen draagt zelfs als er een flink pak sneeuw ligt. Wat zegt zij? Is zij zich fier aan het verzetten tegen de winter, of geeft zij ons een knipoog, draagt een kleine toorts die ons doet denken aan de paardenbloemen en andere gele weelde die in de lente en zomer uit de grond komt.

Ergens zoek ik naar een verschil tussen enerzijds een onwilligheid om de natuurlijke flow van dingen te accepteren en aan de andere kant het vooruit durven blikken naar een hoopvolle tijd van licht en vrolijkheid.

20-2 Een Pleidooi voor Ecologische Successie
in de Stad


Een ecosysteem begint met pioniers. Pioniersgewassen om precies te zijn - onze geliefde stoepplantjes, tevens de voorouders van onze voedselgroenten. Paardenbloem, papaver, klaver, stokroos, weegbree om er maar een paar te noemen. Onder hun kleine en schattige voorkomen schuilt een robuuste vlijtigheid. Ze hebben weinig nodig en gebruiken hun krachtige wortels om van weinig veel te maken, of hun krachtige penwortels prikken door harde bovenlagen om de sappige mineralen uit de ondergrond naar boven te halen.
De stekelige woekeraars overheersen de volgende fase; ze profiteren van de grond die rijk en voedzaam is gemaakt door generaties pioniers die stierven en bodem werden. Kleine dieren en jonge bomen genieten van de veiligheid en luwte die deze bosjes brandnetels of bramen bieden. Als de bomen boven het kreupelhout uitpiepen zijn ze sterk genoeg om op eigen kracht te gaan staan - hun ontluikende bladerdakken ontnemen het zonlicht van degenen die plaats voor hun maakten.


Een ecosysteem werkt naar een (semi) stabiele staat vanoptimale complexiteit. Wat we in de stad doen is de successie van groen overplaveien met asfalt en tegels, aangewezen parken en groenstroken - in zekere zin kan is dat ook een uitdrukking van een ecosysteem; het menselijk-maatschappelijke stedelijke ecosysteem. Maar in dat proces gaan we een nóg grotere mate van complexiteit tegen. Het menselijke ecosysteem mag floreren en het niet-menselijke ecosysteem mag dat niet; of gecontroleerd en in minder uitdrukkelijke mate. Toch een sterk antropocentrische, eco-onderdrukkende houding. We hebben in de stad plekken nodig waar we bewust kunnen zien hoe een systeem als dit zich ontwikkelt, hoe er ieder jaar iets nieuws gebeurt, hoeveel weelde er ontstaat als de mens niet, of minimaal ingrijpt. Moet it één plek zijn - het stedelijk museum van ecologische successie? Of zullen we de mens langs alle stadia leiden met een successiesafari?


23-2 Los gaan, plantenkunde, vormdenken



This project is supported by and co-created with: